Scheepstypen >> aken
de Aak : aken in de chartervloot
Aken : familie van schepen, gebouwd van vlakke plaat, zonder kielbalk.
Het zijn stevenloze schepen, de platen of planken van de scheepshuid in het voorschip en eventueel het achterschip worden bij elkaar gehouden zonder gebruik te maken van een stevenbalk.
Soorten aken : de Hasselter Aak, Hagenaar, IJsselaak, Klipperaak, Hagenaar, Hasselteraak, IJsselaak, Kagenaar, Rietaak, Sliedrechtse aak, Zandaak. En natuurlijk de Lemmer- of Lemsteraak.
Hagenaars zijn aken, die speciaal gebouwd zijn voor de brugmaten in Den Haag in de 20'er jaren.
Hasselter aak: De hasselter aak werd in Dedemsvaart en Zwartsluis gebouwd. De grotere aken voeren op de rivieren en af en toe op de Zuiderzee. Het zijn lichte schepen, hebben een geringe diepgang en transporteren turf, mosselen en landbouwprodukte. In Dedemsvaart, een kleine veenkolonie, waren drie werven, die deze schepen bouwden. In totaal zo'n 40 aken. De hasselter aak was de grootste ; de overige werden alleen in de directe omgeving ingezet, omdat ze geen slaapmogelijkheden hadden.
Stro-aak: Dit schip werd speciaal voor het transport van stro, riet en hooi gebouwd en voer hoofdzakelijk in Zuid-Holland. Opvallend is de geringe diepgang en breedte in verhouding met de lengte. Er zijn maar weinig exemplaren bewaard gebleven.
Lemmeraak of Lemsteraak : dit scheepstype heeft de botter als oorsprong, en werd in Lemmer gebouwd. De zeileigenschappen van de botter moesten aangepast worden, omdat Lemmer met overwegend westenwind vaak aan lager wal ligt. Ze werd een snel en zeewaardig schip.
Klipperaak: Dit scheepstype is een combinatie van klipper, tjalk en aak. Gebouwd werd dit type vooral in Zwartsluis en had hetzelfde vaargebied als de hasselter aak en de tjalk. De klipperaak onderscheidt zich van de klipper door het achterschip. In plaats van een teruglopend achterschip heeft de klipperaak een vol en rond achterschip.
Schoeneraak: De schoeneraak werd soms ook Zeeklipper genoemd, omdat hij zeewaardig is, maar ook met behulp van zijn zwaarden de binnenwateren kan bevaren.
Aak of aakschip : verzamelnaam voor oude platbodem vracht- en vissersscheepjes, eerst als zeilschip, later als motorschip, met een grote bolling in voor- en achterschip. Het vlak is lang en recht, dat aan de zijkant met een korte ronding in de romp overgaat, zodat relatief veel vracht vervoerd kon worden. Bij ijzeren schepen worden de platen van de scheepshuid in het voor- en achterschip bij elkaar gehouden zonder gebruik te maken van een stevenbalk. Ook wel aangeduid als heve. De 's-Gravenmoerse aak was wat dat betreft een buitenbeentje. De heve was hoog doorgehaald en volkomen plat. Als de aak echter wel een voorstevenbalk had werd het een stevenaak genoemd. Aken werden vaak vernoemd naar plaats van herkomst, vaargebied of lading. Hagenaar, Hasselteraak, Sliedrechtse aak, IJsselaak (zandaak), kagenaar en rietaak (hooiaak) waren de meest voorkomende typen. Boeieraak, klipperaak en schoeneraak waren vernoemd naar model en tuigage. Bijbootjes (schippersbootjes) naar het model van een aak werden Hollandse boot genoemd en de latere motor- en zeiltuigloze sleepschepen waren meest ook aken. Een grote versie werd als Rijnaak op de Rijn gebruikt. Veel motoraakjes zijn omgebouwd tot varende woonschepen ; voor de pleziervaart worden nu nog zeilschepen van het type Lemmeraak [Lemsteraak], boeieraak en Wieringeraak gebouwd, van oorsprong echter vissersschepen. De benaming aak moet volgens de Maritieme Encyclopedie hier dan ook in de Friese betekenis begrepen worden: een vaartuig voor de visserij.
Een hagenaar is een paviljoenaak. De woning bevond zich onder het verhoogde achterdek (paviljoen), waardoor de schepen een kruiphoogte van 2.40 hadden en daarmee de Wagenbrug in Den Haag konden passeren.
Schau mal nach alle Schiffe :