Scheepstypen >> steilstevens
de Steilsteven : steilstevens in de chartervloot
Terwijl de tjalken, botters en aken bolkoppen zijn, en terwijl de klippers een uitstekende, overhangende kop hebben, hebben de steilstevens een steven die ongeveer rechtop in het water staat.
Kraak :
de naam is waarschijnlijk afgeleid van de Portugese carrack of caracca. De kraak was een karveelgebouwde driemaster met een voor- en achterkasteel en wordt gezien als grotere versie van het karveelschip. De kraak kon een achterkasteel hebben van wel twee of drie verdiepingen en een voorkasteel dat ver over de voorsteven schraagde. Het schip was vierkant getuigd met aan de achtermast een latijnzeil. De Hollandse versie voerde een bezaan. Merkwaardigerwijs werd de naam kraak later ook gebruikt voor een tjalkachtig binnenschip dat voornamelijk in Zuid-Holland voorkwam. Dat houten schip had geen enkele overeenkomst met de Middeleeuwse kraak en zijn opvolger de ijzeren kraak was met zijn rechte steven en geveegd achterschip meer een soort kast. Verder is nog aardig te vermelden dat volgens mijn herinnering in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw in het dagblad "De Dordtenaar" een strip was opgenomen over een sleepbootkapitein Kappie met zijn sleepboot Kraak.
Luxe motor :
Klassiek steilsteven motorschip met "luxe roef", ontstaan als motorschip met hulpzeil. Met de komst van de verbrandingsmotor bleek dat de rompvorm en ruimte van het achterschip van zeilende vrachtvaarders ongeschikt was om een motor in te bouwen. Het achterschip werd dus volledig aangepast en verruimd, waardoor tevens meer leefruimte voor het schippersgezin beschikbaar kwam. Dat was een grote "luxe". Tussen 1920 en 1932 zijn de meeste luxe motors gebouwd in verschillende uitvoeringen en in grootte uiteenlopend van 15 tot 300 ton. De meesten met een recht vlak en een karakteristiek sterke zeeg. Omdat ze hoofdzakelijk werkzaam waren in de beurtvaart werden ze ook wel beurtmotor genoemd. In de jaren zestig ontstond een trend om deze schepen om te bouwen en in te korten tot varend woonschip, vooral gewild bij gepensioneerde schippers, die geen zitvlees hadden voor een huis aan de wal. Tegenwoordig wordt het model voor permanente bewoning naar oud voorbeeld weer nieuw gebouwd. Het vlak in een lichte V-vorm, waardoor met minder motorvermogen volstaan kan worden en een minder overtuigende zeeg die afbouw en inrichting vergemakkelijkt.
Kotter :
Oorspronkelijk een rondspant zeilscheepje dat een tiental stukken geschut voerde. Een hoge steile rechte steven, één langsscheepsgetuigde, achteroverhellende mast met steng, waaraan een gaffelzeil en een gaffeltopzeil werden gevoerd met aan de voorstag wel tot vier stagzeilen. De achtersteven was laag, rond en behoorlijk geveegd. Huidige kotters hebben meestal een vooroverhangende enigszins waaiervormige afgedekte steven en de kont is ook rond, maar minder achteroverhellend. In de 19e eeuw werden er veranderingen in de mastvoering aangebracht, zodat men vanaf die tijd ook o.a. kits, yawl en schoenertuig tegenkwam. De kotter is in vele landen verder ontwikkeld met een enorme variëteit in typen. Ze werden vooral gebruikt in de visserij, maar ook in loodswezen, douane en vrachtvervoer. Nog steeds vinden we kotters met dezelfde rompvorm en ze worden ook als zeer gewilde plezierjachten gebouwd.
Kijk meteen eens naar alle schepen :